Deze recensie verscheen in het tijdschrift Dans, juni 2002, pp. 32-34:
Zoeken naar een verstandig evenwichtFrancine van der Wiel
Ze komen maar zijdelings aan bod, de iets te zware bovenbenen van Olga de Haas uit de titel van het boek van antropologe Anna Aalten. Des te meer gaat het over de realiteit 'achter de schermen van de Nederlandse balletwereld', zoals de ondertitel luidt. En al zijn de dagelijkse beslommeringen van de klassieke danseres voor de ingewijde lezer niet steeds verrassend, Aaltens boek bevat wel vele interessante gezichtspunten. waarvan de feministische eigenlijk de minst belangwekkende zijn.
Het is een hard bestaan, dat van professionele dansers, en in het bijzonder dat van danseressen bij een klassiek georiėnteerd gezelschap. Door de specifieke eisen van het vak houden zij weinig tijd en energie over voor 'een leven naast de dans', moeten zij hun lichaam in een ideale (geļdealiseerde) vorm dwingen, worden pijn en blessures als acceptabel, vanzelfsprekend en zelfs als iets heroļsch beschouwd. Over deze eigenaardigheden van het (klassieke) dansvak is al vaak geschreven, in zowel beschouwende als autobiografische geschriften en niet zelden in de vorm van een aanklacht tegen die 'onmenselijke', 'onnatuurlijke' en 'anti-emancipatoire' eisen die aan de ballerina worden gesteld. In haar boek De bovenbenen van Olga de Haas toetst antropologe Anna Aalten nauwgezet de geldigheid van dit soort vooroordelen en mythes die rond de balletpraktijk hangen. Het tragische einde van Olga de Haas, de op jonge leeftijd gestorven soliste van Het Nationale Ballet, vormt slechts de aanleiding voor haar onderzoek. Het eigenlijke onderwerp van het boek wordt gevormd door de ervaringen en gevoelens, inzichten en 'lichamelijke geschiedenis' van een groep Nederlandse danseressen. Het aardige daarvan is, dat het hier dus niet de verhalen van ballerina's met glanzende, internationale solistencarričres betreft (al put Aalten ook uit vele (auto)biografieėn van danseressen, onder andere van Toni Bentley, Suzanne Farrell en Darcy Bussell), maar juist die van de 'gemiddelde' danseres. Hierdoor krijgt de lezer een des te realistischer beeld van de professionele balletpraktijk.
Het ideale fysiek
Na een korte geschiedenis van de academische dans, met name de ontwikkeling van de ballerina, en van het ballet in Nederland neemt Aalten haar lezers mee de studio in en vanaf hier (pagina 92) begint het boek voor ingevoerden pas echt boeiend te worden. Aalten gaat uitvoerig in op verschillende aspecten van het beroep in hoofdstukken en paragrafen waarvan de titels veelzeggend zijn: Idealen en kneedbaarheid, Gevaren van 'het plaatje', Ambitie en oogkleppen, Het lichaam als instrument, Een cultuur van pijn. De nadruk ligt in deze hoofdstukken steeds op de moeite die het kost om op een 'verstandige' manier om te gaan met een vak dat juist uit passie wordt gekozen.
Bij het vinden van een evenwicht tussen de eigen mogelijkheden en het nagestreefde doel is het fysieke aspect natuurlijk het belangrijkst. Aalten belicht de symbolische betekenis en praktische noodzaak van de ideale danseressenfysiek (lange lijnen, open en uitgedraaid, slank en recht) en de rol die dat geļdealiseerde beeld in het leven van de ambitieuze ballerina speelt. Met name de gevolgen van 'van buitenaf' werken, dus uitgaan van het beeld in de spiegel en niet van de eigen, lichamelijke informatie, komen daarbij uitgebreid aan bod.
Pleidooi voor een andere les methode
Zonder beschuldigende vingers uit te steken, bespreekt Aalten de manier waarop danseressen onder invloed van 'het plaatje' hun lichaam verkeerd gebruiken en zo, letterlijk, zichzelf blesseren, Danseressen, zo stelt zij, zijn nogal hardleers wat betreft het luisteren naar hun lichaam, Overbelasting, zo blijkt ook uit gesprekken met fysiotherapeuten, is meestal niet de oorzaak van blessures; de problemen ontstaan doordat fysieke of technische tekortkomingen worden gecompenseerd, waardoor disbalans ontstaat. Zo wordt ook de heroļek (niet het bestaan) van de altijd maar pijn lijdende ballerina doorgeprikt en van de nodige kanttekeningen voorzien. Impliciet klinkt, ook in de gesprekken die Aalten hieromtrent voerde, een pleidooi door voor een lesmethode waarbij meer ruimte is voor het voelen van de beweging als uitgangspunt - 'van binnenuit' werken in plaats van, of als aanvulling op 'van buitenaf'.
Welkome nuances
Het prettige van Aaltens zeer leesbare boek is dat er een heel open houding uit spreekt ten opzichte van het ballet. De bovenbenen van Olga de Haas belicht zowel de mores als de bewoners van de danswereld kritisch, maar met begrip voor de hoge eisen die de klassieke techniek aan de uitvoerenden stelt. Dat heeft waarschijnlijk alles te maken met het feit dat de schrijfster zelf in beide betekenissen van het woord een amateur is. Zij kent, deels uit eigen ervaring, de fysieke sensatie en de psychische bevrediging die het ballet zijn beoefenaars te bieden heeft; zaken die in de verhalen van de geļnterviewde danseressen steeds terugkeren. Mede dankzij deze 'ervaringsdeskundigen' kan Aalten, die zelf uit de feministische hoek komt, de nogal beperkte en open-deuren-intrappende visie die de feministische wetenschap op het ballet heeft (u raadt het al: vrouwonvriendelijk en rolbevestigend) van een aantal welkome nuances voorzien.
Zoeken naar een verstandig evenwichtFrancine van der Wiel
Ze komen maar zijdelings aan bod, de iets te zware bovenbenen van Olga de Haas uit de titel van het boek van antropologe Anna Aalten. Des te meer gaat het over de realiteit 'achter de schermen van de Nederlandse balletwereld', zoals de ondertitel luidt. En al zijn de dagelijkse beslommeringen van de klassieke danseres voor de ingewijde lezer niet steeds verrassend, Aaltens boek bevat wel vele interessante gezichtspunten. waarvan de feministische eigenlijk de minst belangwekkende zijn.
Het is een hard bestaan, dat van professionele dansers, en in het bijzonder dat van danseressen bij een klassiek georiėnteerd gezelschap. Door de specifieke eisen van het vak houden zij weinig tijd en energie over voor 'een leven naast de dans', moeten zij hun lichaam in een ideale (geļdealiseerde) vorm dwingen, worden pijn en blessures als acceptabel, vanzelfsprekend en zelfs als iets heroļsch beschouwd. Over deze eigenaardigheden van het (klassieke) dansvak is al vaak geschreven, in zowel beschouwende als autobiografische geschriften en niet zelden in de vorm van een aanklacht tegen die 'onmenselijke', 'onnatuurlijke' en 'anti-emancipatoire' eisen die aan de ballerina worden gesteld. In haar boek De bovenbenen van Olga de Haas toetst antropologe Anna Aalten nauwgezet de geldigheid van dit soort vooroordelen en mythes die rond de balletpraktijk hangen. Het tragische einde van Olga de Haas, de op jonge leeftijd gestorven soliste van Het Nationale Ballet, vormt slechts de aanleiding voor haar onderzoek. Het eigenlijke onderwerp van het boek wordt gevormd door de ervaringen en gevoelens, inzichten en 'lichamelijke geschiedenis' van een groep Nederlandse danseressen. Het aardige daarvan is, dat het hier dus niet de verhalen van ballerina's met glanzende, internationale solistencarričres betreft (al put Aalten ook uit vele (auto)biografieėn van danseressen, onder andere van Toni Bentley, Suzanne Farrell en Darcy Bussell), maar juist die van de 'gemiddelde' danseres. Hierdoor krijgt de lezer een des te realistischer beeld van de professionele balletpraktijk.
Het ideale fysiek
Na een korte geschiedenis van de academische dans, met name de ontwikkeling van de ballerina, en van het ballet in Nederland neemt Aalten haar lezers mee de studio in en vanaf hier (pagina 92) begint het boek voor ingevoerden pas echt boeiend te worden. Aalten gaat uitvoerig in op verschillende aspecten van het beroep in hoofdstukken en paragrafen waarvan de titels veelzeggend zijn: Idealen en kneedbaarheid, Gevaren van 'het plaatje', Ambitie en oogkleppen, Het lichaam als instrument, Een cultuur van pijn. De nadruk ligt in deze hoofdstukken steeds op de moeite die het kost om op een 'verstandige' manier om te gaan met een vak dat juist uit passie wordt gekozen.
Bij het vinden van een evenwicht tussen de eigen mogelijkheden en het nagestreefde doel is het fysieke aspect natuurlijk het belangrijkst. Aalten belicht de symbolische betekenis en praktische noodzaak van de ideale danseressenfysiek (lange lijnen, open en uitgedraaid, slank en recht) en de rol die dat geļdealiseerde beeld in het leven van de ambitieuze ballerina speelt. Met name de gevolgen van 'van buitenaf' werken, dus uitgaan van het beeld in de spiegel en niet van de eigen, lichamelijke informatie, komen daarbij uitgebreid aan bod.
Pleidooi voor een andere les methode
Zonder beschuldigende vingers uit te steken, bespreekt Aalten de manier waarop danseressen onder invloed van 'het plaatje' hun lichaam verkeerd gebruiken en zo, letterlijk, zichzelf blesseren, Danseressen, zo stelt zij, zijn nogal hardleers wat betreft het luisteren naar hun lichaam, Overbelasting, zo blijkt ook uit gesprekken met fysiotherapeuten, is meestal niet de oorzaak van blessures; de problemen ontstaan doordat fysieke of technische tekortkomingen worden gecompenseerd, waardoor disbalans ontstaat. Zo wordt ook de heroļek (niet het bestaan) van de altijd maar pijn lijdende ballerina doorgeprikt en van de nodige kanttekeningen voorzien. Impliciet klinkt, ook in de gesprekken die Aalten hieromtrent voerde, een pleidooi door voor een lesmethode waarbij meer ruimte is voor het voelen van de beweging als uitgangspunt - 'van binnenuit' werken in plaats van, of als aanvulling op 'van buitenaf'.
Welkome nuances
Het prettige van Aaltens zeer leesbare boek is dat er een heel open houding uit spreekt ten opzichte van het ballet. De bovenbenen van Olga de Haas belicht zowel de mores als de bewoners van de danswereld kritisch, maar met begrip voor de hoge eisen die de klassieke techniek aan de uitvoerenden stelt. Dat heeft waarschijnlijk alles te maken met het feit dat de schrijfster zelf in beide betekenissen van het woord een amateur is. Zij kent, deels uit eigen ervaring, de fysieke sensatie en de psychische bevrediging die het ballet zijn beoefenaars te bieden heeft; zaken die in de verhalen van de geļnterviewde danseressen steeds terugkeren. Mede dankzij deze 'ervaringsdeskundigen' kan Aalten, die zelf uit de feministische hoek komt, de nogal beperkte en open-deuren-intrappende visie die de feministische wetenschap op het ballet heeft (u raadt het al: vrouwonvriendelijk en rolbevestigend) van een aantal welkome nuances voorzien.