Moet een yogadocent corrigeren tijdens de les? Deze vraag werd gesteld in de najaarseditie van de Yoganieuwsbrief van de Vereniging Yogadocenten Nederland. Een geweldige vraag die mij direct naar de kern van mijn rol als yogadocent bracht Wat wil ik dat de deelnemers van mijn lessen meenemen in hun yogabeoefening en hun dagelijks leven? Mijn meest eenvoudige antwoord: dat je mag zijn wie je bent. Dat heeft consequenties voor mijn mening over corrigeren tijdens een yogales, want bij corrigeren in de betekenis van aanwijzen waar een voet of arm moet worden geplaatst en hoever een rug of een been dient te worden gestrekt liggen prestatiegerichtheid en competitie op de loer. Men heeft dan al gauw het gevoel dat men iets niet goed doet. Mijn moreel-emotionele overweging om niet te corrigeren tijdens het lesgeven heeft ook een hele duidelijke fysiek-theoretische onderbouwing. Sinds ik in 2010 kennismaakte met de functionele benadering van yoga bij Paul Grilley ben ik er steeds meer van overtuigd geraakt dat aan corrigeren tijdens het lesgeven serieuze bezwaren kleven. Grilley formuleert de functionele benadering van yoga als een alternatief voor de, wat hij noemt, esthetische benadering die in onze tijd de overhand heeft gekregen. Bij de esthetische benadering van yoga ligt veel nadruk op de manier waarop een yogahouding eruit ziet. Het gaat daarbij niet om esthetiek in de betekenis van schoonheid, maar als aanduiding voor een benadering van yoga waarin de precieze plaatsing van handen, voeten, armen en benen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de romp veel aandacht krijgt. Iedereen kent bijvoorbeeld wel de aanwijzingen voor het iets naar buiten draaien van de achterste voet bij Virabhadrasana II, het neerzetten van de handen op schouderbreedte bij Adho Mukha Svanasana en het plaatsen van de knieën tegen elkaar aan in Virasana. Nu er tegenwoordig veelal in grote groepen wordt lesgegeven kan het voor een docent handig zijn aan de hand van een serie korte aanwijzingen veel mensen tegelijk ‘in een yogahouding te praten’. Vaak worden deze aanwijzingen uitgelegd als de meest veilige manier om een houding uit te voeren. Maar wie zich verdiept in de verschillen die er tussen individuele lichamen bestaan gaat vanzelf vraagtekens plaatsen bij dit idee van veiligheid. Niet alleen is er een enorme variatie in lichaamsomvang, -lengte, -flexibiliteit en -kracht, ook zijn er grote verschillen in onze skeletten. De lengte en vorm van onze botten variëren en dit heeft directe gevolgen voor de manier waarop wij yogahoudingen kunnen uitvoeren. De aanwijzing dat bij Adho Mukha Svanasana de handen op schouderbreedte moeten worden geplaatst is bijvoorbeeld helemaal niet veilig voor mensen die in deze houding compressie van het bovenarmbot en het dakje van het schouderblad ervaren. Integendeel, zij lopen het risico op deze plek een slijmbeursontsteking te ontwikkelen. Individuele verschillen tussen mensen bepalen wat de meest veilige en effectieve manier is om een houding uit te voeren. Puur door te kijken kun je als docent niet echt weten wat iemand in een yogahouding precies voelt en of hij of zij de houding veilig uitvoert; daarvoor moet je met elkaar in gesprek gaan. Bij individuele lessen of in een kleine groep met deelnemers die je kent kan dat, maar als die gelegenheid er niet is kun je beter terughoudend zijn met je correcties. Iedereen is anders. |